Main content

‘Reisverhaal Nepal: trekking & kloosterverblijf’

Annapurna Gate way 3

 

 

 

 

 

– Review Nepal: trekking en kloosterverblijf –    

NEPAL

Reisverhaal van Wil Vis

Ik doe een trekking in de Himalaya. In de verte steken de besneeuwde bergtoppen af tegen
de helderblauwe lucht. De Rododendrons staan in bloei en maken deel uit van het decor. Ze
zijn zo hoog als bomen. Batyou, mijn sherpa zit naast mij op de grond. Hij is klein en sterk.
Zijn gezicht ziet er uit als gelooid leer. De sherpa’s en de poorters dragen behalve onze
rugzakken ook het eten voor de lunch, wat ze vervolgens bereiden. We praten in gebrekkig
Engels met elkaar. Ik begrijp dat Batyou een vrouw en drie kinderen heeft. Als hij een groep
begeleidt is hij soms meer dan een week weg.
‘And you?’ vraagt hij mij. ‘You have children too?’
Ik vertel hem dat ik een man heb en drie kinderen en vier kleinkinderen. Hij lacht me breeduit
toe terwijl hij een flesje water uit mijn rugzak haalt.
‘You have to drink much’, zegt hij. ‘If you don ‘t drink, you becomes ill’.
Ik neem het van hem aan en probeer het flesje leeg te drinken. Dan zitten we zwijgend
naast elkaar, beiden met onze eigen gedachten. Ik vraag me af of ik dit klimmen een week
ga volhouden. Het is zo zwaar en tegelijkertijd zo mooi. Dan pak ik mijn fototoestel om toch
iets van dit moment vast te leggen.
‘I will make a fotographe of you’, zeg ik tegen Batyou.
Hij gaat er breeduit voor zitten. Als hij lacht verschijnt zijn gebit waaruit een tand ontbreekt.
‘Say cheese’, zeg ik, en knip af. Dan geef ik mijn camera aan hem.
‘It is your turn’,
‘You stay there’, zegt hij streng. This tree is behind you. Hij doet stapje achteruit. Ik kan
niet anders dan tegen hem lachen als hij afknipt.
Ik ben nog lang niet uitgerust als Batyou weer verder wil.
‘We have to go’, zegt hij breed lachend. Hij helpt mij overeind en zwijgend vervolgen we
onze weg. Naarmate we hoger komen wordt het kouder. Er valt wat natte sneeuw. De uit de
rotsen gehouwen stenen trappen worden gevaarlijk glad. Voor ik het weet lig ik languit op de
grond. Als ik om mij heen kijk zie ik niets anders dan rotsen en trappen. Het is of ik droom
over een trap waar stukken uit zijn gehaald, zodat je niet verder kunt, maar ook niet terug.
Inmiddels is de rest van de groep ons al voorbij gelopen. Behalve Stien. Zij heeft last van
haar knieën en het kost haar enorm veel inspanning om verder te komen.
‘Gaat het?’, vraag ik om maar iets te zeggen.
‘Niet echt’
Het zweet staat op haar voorhoofd. Haar dikke brillenglazen zijn beslagen.
“Jullie hoeven niet te wachten hoor, ik red me wel’.
‘Nee Stien, dat zou ik zelf ook niet willen’.
‘Laten we maar accepteren dat we de oma’s zijn van de groep. Maar ik zie wel dat jij veel
meer loopt dan ik. Je bent sterk’
Ik meen het als ik dat zeg.
‘Ja, gelukkig wel, maar als ik alles van te voren geweten had, was ik niet mee gegaan’
‘We hebben straks wel wat te vertellen. Je kleinkinderen zullen maar wat trots op je zijn’
We ploeteren nog een tijdje voort tot het volgende rustpunt. Af en toe kijk ik achterom
omdat het lijkt of we nauwelijks vooruit komen. Voor mij zie ik alleen maar trappen en nog
eens trappen. Af en toe gaan ze de bocht om.
De hele week zien we geen auto’s, geen fietsen en geen brommers. Soms een stoet
lastdieren. Rinkelend met hun belletjes om. Er lopen jongens naast, gewoon op teenslippers
terwijl ze zich bewegen als berggeiten. Zo lenig. Onze Nepalese gids roept dan: ‘Stien, paard
komt er aan’. Dan drukken we ons tegen de rotsen aan om de stoet voorbij te laten gaan Op
de hellingen zijn vrouwen op het land aan het werk. Ze dragen zware manden op hun rug.
Alles moet te voet worden vervoerd.
Elke avond logeren we in een ander guesthouse. Het eten is overwegend vegetarisch en
altijd vers. Dat kan niet anders omdat de stroom vaak uitvalt en de koelkast het dan ook niet
doet. Het bekendste gerecht heet Dal Bhaat Makari, dat op een metalen bord wordt
geserveerd en bestaat uit rijst, curry en linzensoep. ‘s Morgens eten we havermout of
pannenkoeken. Of allebei. We gebruiken tijdens de tocht enorm veel calorieën.
Op een van die avonden zit Maria er helemaal doorheen. Ze moet huilen en ziet er
belabberd uit. Zij heeft gekozen voor een lange tracking en moet dan nog zeker meer dan
een week klimmen. Maar op deze plek kan ze ook niet blijven. Alles is van te voren al
geregeld, tenzij ze ergens een paar dagen alleen in het klooster gaat.
‘Het is allemaal zo anders dan ik had gedacht. Ik val mezelf zo tegen’, zegt ze. We voelen
met haar mee omdat we allemaal moe en koud zijn.
Maar de volgende morgen is ze er weer helemaal.
‘Ik ga gewoon de tocht afmaken. Ik zal laten zien wat ik kan. Goed voor mijn
zelfvertrouwen’. Hier moet ze zelf om lachen.
‘Ik ben nog steeds op zoek naar een leuke vent hè, zoals jullie weten’.
Ze eet haar pannenkoeken alsof ze een week niets heeft gehad. Zoals ze daar zit met een muts op en een dikke jas aan. Haar gezicht straalt. We willen weer lopen om warm te
worden. Voor Stien, Linda en mij is het nog twee dagen lopen en het zullen de koudste
dagen worden.

Na de trekking van zes dagen genieten we gedrieën een paar dagen van onze rust in een
Boeddhistisch monnikenklooster. Vanuit de tuin komen we in onze kamertjes, die niet meer
zijn dan een kloostercel. Eten doen we in een soort gaarkeuken. Je moet wel op tijd zijn,
want op is op. Om acht uur ‘s avonds gaat alles dicht. In zijn kantoortje maakt een van de
monniken met liefde oploskoffie voor ons. Hij vertelt over het kloosterleven. Achter hem
hangt een portret van de Dalai Lama.

Wil Vis maakte in 2012 een reis met Top of the World | Work at Balance. Op basis van haar reiservaringen schreef ze dit verhaal.

April 2014
Enschede

– Review Nepal: trekking en kloosterverblijf –